Nieuwjaarsdag

Er is alleen stilte. Hij kijkt om zich heen. De straat, het grasveld, het wandelpad verderop: er loopt geen kip. Met een onbestemd gevoel loopt hij door, zijn voetstappen zijn, naast het verre geraas van rijdende auto’s, het enige geluid in de omgeving. Het zachtjes knerpen op de stenen, zijn eigen gezucht. Misschien had hij er toch niet op uit moeten gaan, had hij zich inderdaad in zijn huis moeten blijven verschalken.
Het is wel zijn gewoonte om zich op nieuwjaarsdag te verstoppen voor de rest van de wereld. Half katerig van oudejaarsavond, die hij meestal een ellenlange verzoeking vindt, ook al is het gezelschap prima. Iets meer gedronken dan normaal om de tijd door te staan, hij was er enkel slaperiger door geworden – funest bij oud en nieuw – en hoewel hij flink heeft uitgeslapen, ook kateriger.
De verschrikking om iedereen gelukkig nieuwjaar te wensen was al ontstaan in zijn vroege jaren. Je moest ineens al je buren zoenen, bij hen op bezoek terwijl je hen helemaal niets te vertellen had. Later, toen hij twintiger was en hij op stap ging met vrienden, moest hij het zien uit te houden in propvolle café’s en hijgerige meiden die hem halfdronken gelukkig nieuwjaar wensten en hem ineens vol op de bek kusten. Aan de ene kant erg leuk, aan de andere kant zag hij dat de meiden het bij elke vent deden. Het betekende niets, een leeg ‘gelukkig nieuwjaar’.
Hij voelde zich inderdaad altijd vreemd leeg op deze avond. Was het omdat het gevoel van verplichting zo enorm bij hem opdrong? Omdat het zo’n massaal gebeuren was waarbij iedereen kennelijk vrolijk en uitgelaten moest zijn?
Het fijnste oud en nieuw was bij zijn zus geweest, waarbij hij de hele avond wat had mogen aanlummelen; na een heerlijk bord pasta een beetje spelletjes had gedaan met zijn neefje en nichtje en daarna over koetjes en kalfjes had gepraat met zijn zus en zwager. Hoewel hij al veel eerder dan normaal naar zijn bed verlangde – het logeerbed was al opgemaakt – vond hij dit prima uit te houden en de tijd ging sneller dan normaal op oudejaarsavond. Een beetje vuurwerk, voor de kinderen wat sterretjes en ze konden allemaal naar bed.

Zo anders dan gisteravond. Hij had met enkele vrienden in een café gestaan, ergens waar ze eindelijk eens niet aan kaartverkoop deden. Pas na twaalven gingen ze op hort, eerst hadden ze zich verzameld bij Stefan en alvast wat biertjes gedronken met bitterballen. Ze kenden hem langer dan vandaag en sleurden hem na twaalven gewoon mee, ondanks zijn protesten dat hij naar huis wilde. Ongezellig, zeiden ze. Ouwe lul, noemden ze hem. Hij had het een uur uitgehouden in het café, dat redelijk druk was. Het meisje van de bediening had naar hem gelonkt. Volgens zijn vrienden was er nog een vrouw die telkens naar hem keek maar hij was niet geïnteresseerd. Uberhaupt niet, hij had er geen zin in.
Zijn liefdesleven is al wat langer treurig, hoewel hij weet dat hij een leuke verschijning is voor de dames. Ze kijken hem vaak na, maar daar blijft het dan bij. Op de een of andere manier voelt hij zich er moedeloos bij, krachteloos. Terwijl hij geen liefdesverdriet heeft, het is al een tijdje geleden dat zijn hart was gebroken en weer geheeld. Het vooruitzicht van nieuwe verwachtingen die zouden worden gekneusd deden het vuur in hem doven. De sleur van een voortgaande relatie schrikte hem zodanig af, dat hij het niet zag zitten om dan maar ook iets aan te vangen met een leuke vrouw.
Het gelonk van het meisje van de bediening stemde hem juist eerder treurig dan vrolijk, hoewel hij wel de paradox ervan inzag. Was hij eigenlijk gewoon niet depressief? Nee, dat was het niet. Hij genoot intens van zijn kerstvakantie. Luieren, leuke dingen doen met vrienden, op kerstdagen zijn familie bezoeken, wat altijd erg gezellig was. Hij was ook verder content met zijn leven en meestal goedgeluimd. Misschien is oud en nieuw zijn ding gewoon niet. Maar wat is er dan toch met hem en de vrouwen aan de hand?

Hij ontwaart ineens een wandelende gedaante verder op het wandelpad. Een vrouw. Gelukkig, eindelijk weer menselijk leven in de buurt. De stilte benauwde hem. Het is niet dat hij geen mensen wil zien op nieuwjaarsdag, hij wil vooral rust in zijn kop.
Ze komt dichterbij, vreemd genoeg raakt hij een beetje gespannen. Alsof ze hem gelukkig nieuwjaar zou wensen, waar hij op nieuwjaarsdag en de dagen daarna een spuughekel heeft. Natuurlijk doet ze dat niet, ze kent hem niet. Als hij haar bijna passeert, kijkt ze hem een beetje angstig aan en hij moet ineens grijnzen. Haar grijze ogen blikken voor een seconde wat argwanend, voordat ze ontwapenend terug glimlacht. Ze knijpt haar ogen samen.
“Je gaat me toch geen gelukkig nieuwjaar wensen, hè?!” zegt ze dan ineens. Hij schiet in de lach.
Ze lacht mee. Hij moet nog harder lachen, het voelt alsof hij moet huilen. De lach komt uit zijn tenen.
Ze schuift een beetje om hem heen, ze wil kennelijk doorlopen maar lacht ook nog steeds. De leegte vervaagt, terwijl hij even in haar ogen tuurt.
“Ha..” zegt ze. Een beetje vreemd. Maar hij heeft ook even geen tekst en blijft maar hangen in haar ogen, die ineens glazig worden. Ineens biggelen er tranen over haar wangen die ze snel wegveegt. “Sorry,” zegt ze met verstikte stem. “Dit slaat nergens op..”
Hij voelt hoe een duizelingwekkende opluchting zich van hem meester maakt, slaakt ineens een diepe zucht. Buigt zich naar haar over en mompelt plagerig ‘gelukkig nieuwjaar’ voordat hij haar op haar lippen kust. Haar glimlach ontlokt bij hem er weer een. En nog eens kust hij haar, aarzelend opent ze haar mond en ineens opgewonden maakt hij gebruik van haar bereidheid. Hij slaat als vanzelf zijn armen om haar middel, drukt haar lijf zachtjes tegen de zijne. Haar handen glijden om zijn schouders, terwijl ze hem terugkust.
Even later laat ze hem weer los. “Doe je dit met elke voorbijganger?’ vraagt ze op ironische toon, en hij schiet weer in de lach. Daarna knikt hij, met zijn gezicht zo strak mogelijk in de plooi.
“Natuurlijk.”
Ze kijkt om zich heen en knikt dan in een bepaalde richting, waar hij een bebaarde oude man ontwaart. “Hij krijgt ook een ferme tongzoen van mij,” zegt hij zo onaangedaan mogelijk maar schiet dan toch weer in de lach. Ze glimlacht weer zo schalks terug dat hij zich er niet toe kan zetten om ook maar een stap te verzetten.
“Voordat ik je meeneem, wil ik wel je naam weten,” zegt ze dan ineens.
Verrast kijkt hij haar aan. Hij wil inderdaad met haar mee, merkt hij. “Simon,” zegt hij.
“Hannah.”
“Aangenaam..” zegt hij en voelt zich nog wel wat katerig maar de leegte is ineens weg. Zijn moedeloosheid is verdwenen. Hannah.
“Zeker,” zegt ze en wenkt dan met haar hoofd. “Kom, we gaan naar huis.”

 

 

 

 

 

Dit bericht werd geplaatst in Enigszins verhalend. Bookmark de permalink .

Een reactie op Nieuwjaarsdag

  1. scharrelkippetje zegt:

    Nou, wat mij betreft mag je het meteen publiceren en/of roman van schrijven! Hoera Bravo, goed gedaan 🙂 ! Liefs, Judith

    Like

Plaats een reactie